Het tijdstip waarop een Olympische zwemwedstrijd plaatsvindt, kan van invloed zijn op de prestaties van atleten en kan het verschil betekenen tussen goud, zilver en brons, volgens een studie gepubliceerd in Scientific Reports.
Landen waar de Olympische Spelen worden georganiseerd, kunnen de racetijden aanpassen aan de TV-uitzendingen op de verschillende continenten, waardoor atleten op soms ongebruikelijke tijden gedurende de dag moeten strijden. De mogelijke impact van de starttijden van races op de prestaties was echter tot nu toe nog niet uitgebreid bestudeerd. Renske Lok en collega’s van de Rijksuniversiteit Groningen en Chrono@Work analyseerden gegevens over de wedstrijdtijden en resultaten van 144 Olympische zwemfinalisten verzameld tijdens de Spelen in Athene (2004), Peking (2008), Londen (2012) en Rio de Janeiro ( 2016). De auteurs ontdekten dat fysieke prestaties significant werden beïnvloed door het tijdstip van de dag. De snelste zwemtijden werden bereikt in de late namiddag, rond 17.00 uur, en bleken een verbetering van 0,32% te zijn ten opzichte van races die gepland waren voor 8.00 uur – een verschil van enkele seconden. Het tijd-van-dag-effect overschreed het verschil in zwemtijden tussen de eerste en tweede plaats in 40% van de races en de tweede of derde plaats in 64% van de races; in finales kan dit het verschil betekenen tussen het behalen van een gouden, zilveren of bronzen medaille, of helemaal geen medaille. De bevindingen suggereren dat ondanks uitgebreide trainingsschema’s, variërend van ‘s ochtends tot’ s avonds, het tijdstip waarop een race is gepland, nog steeds van invloed kan zijn op de prestaties van atleten. Atleten kunnen overwegen om de fase van hun biologische klok aan te passen om hun topprestaties beter af te stemmen op evenementen met ongebruikelijke starttijden.